De Sakko-prijs voor Kunsten en Letteren 1985 is toegekend aan
Jeroen de Groot
als aanmoediging bij het begin van een beloftevolle carrière als violist. Begiftigd met een rijk muzikaal talent, en een aangeboren violistische dispositie, ondersteund door een niet-aflatend streven naar volmaaktheid in technische beheersing en gevoelige interpretatie, noodzakelijk als juiste voedingsbodem voor uitzonderlijke artistieke prestaties, draagt hij de naam van zijn geboortestad op bijzondere wijze naar buiten, en is aldus een waardig exponent van het rijke culturele leven van het Markizaat, en van Bergen op Zoom in het bijzonder.
Bergen op Zoom, 9 november 1985
Toespraak Jeroen de Groot:
Beste vrienden van en belangstellenden voor de prijswinnaar,
Wij lezen van tijd tot tijd dat Brabanders dom zijn en geen ruggengraat hebben. Toch slaagt de jury er jaar op jaar in iemand te vinden waarop deze uitspraken niet van toepassing zijn. Alle hoop is dus niet verloren.
Dit jaar gaat het nu eens niet om iemand die aantoonbaar zijn sporen al heeft verdiend, maar om een jonge kunstenaar, die de naam van onze goede stad op een bijzondere wijze naar buiten draagt. Een aanmoedigingsprijs dus, aan het begin van een beloftevolle carrière, gebaseerd op het winnen van een gerenommeerd vioolconcours, bereikt met talent en doorzettingsvermogen.
We hebben het hier over Jeroen de Groot, winnaar van het 10e Oscar Back-concours.
De betekenis hiervan wordt gekenschetst door de hoge kwaliteit van de jury, bestaande uit Theo Olof, Elu Krieg, Herman Krebbers, Mene Rostal, Bouw Lemkes, Jean Louis Stuurop, Jaring Walta en Carlo van Neste, stuk voor stuk topnamen uit de violistenwereld en tevens uit de reputatie van vorige winnaars, zoals Emmy Verheij, Vera Beths, Marjolijn de Sterke en Jaap van Zweden.
De kritische instelling van de jury en de uitermate hoge eisen, die zij stelde, worden ook aangetoond door het feit, dat in 1983 de 1e prijs niet werd uitgereikt.
Even iets over Oskar Back. Uit de lange reeks virtuozen, die deze befaamde vioolpedagoog met de regelmaat van een klok afleverde -nagenoeg alles wat uitzonderlijk goed viool speelde was leerling van Back geweest- kent iedereen, ook buiten te muziekwereld bijv. de namen Herman Krebbers en Theo Olof.
Back had 3 soorten leerlingen. Degenen die het niet hadden maar wel hard werkten noemde hij ‘eind guter Jungen’.Dan waren er die het wel hadden, maar niet hard genoeg naar zijn zin studeerden. Daarvan zei hij, met een lichtelijk gefronst voorhoofd: ‘Hat viel Talent’. En ten slotte, die het hadden en driftig studeerden. Die werden, met een tevreden, doch nauwelijks merkbare glimlach gekwalificeerd als: ‘Spielt gut Violine’.
Oscar Back is al jaren geleden overleden. Zijn opvolger, Herman Krebbers, de huidige leraar van Jeroen, zet zijn tradities op lofwaardige wijze voort. Hij zou eveneens in de voetsporen van Oscar Back van Jeroen kunnen zeggen: ‘Spielt gut Violine’.
In mijn lange loopbaan als vioolleraar en directeur van de Gemeentelijke Muziek- en Balletschool heb ik er velen als pukkie binnen zien komen. Daar begin je aan en je wacht maar af. Ik typeer dat -misschien een beetje te sarcastisch- als: Dag meneer, dit is ons Pietje en die moet goed viool leren spelen, kan me niet schelen al duurt het een jaar !.
Yves de Groot stelde het niet zo, maar Jeroentje speelde na een jaar, zeker voor zijn leeftijd, bijzonder goed viool. Het was ook z’n eigen, wel zeer uitgesproken voorkeur geweest.
Amper 6 jaar oud liet hij z’n moeder enorm schrikken door overdag doodstil, met zijn ogen dicht, op de bank te liggen. Op de vraag ‘ben je ziek ?’verzuchtte hij fluisterend, -de radio stond aan- ‘dat is mooie muziek !’.
In het gezin De Groot werd veel gemusiceerd. De oudste zoon Marc, nu violist in het Concertgebouworkest, was al enige jaren bij mij op vioolles. Brigit speelde piano en cello, op welk laatste instrument zij ook afgestudeerd is en speelt in het Zeeuws Symphonie-orkest.
Dan kwam Pauline, die eerst blokfluit en later dwarsfluit speelde en als dan aan Jeroentje, die vervolgens aan de beurt zou komen, gevraagd werd wat hij zou willen, zei hij steeds resoluut en kortaf: ‘ik wil viool’.
En zo kwam hij dus op 9-jarige leeftijd bij mij binnen. Ik herinner me goed dat hij onder de les nooit hardop tegen mij praatte. Hij fluisterde altijd: ‘Ja meneer’. Het was niet moeilijk om hem les te geven. Alles wat ik zei of voorspeelde deed hij gewoon na. Met normaal studeren, niet meer dan een ander kind van zijn leeftijd, vorderde hij enorm snel. Zijn schoolprestaties waren doorgaans wat lager, maar daar kon hij zich niet druk om maken.
Op het Moller-lyceum heeft hij -door zijn niet nader te omschrijven gedrag- een zeer intense relatie opgebouwd met de conrector, mevr. Theuns, doordat ze hem nogal eens moest wijzen op zijn misbruik maken van het pas ingevoerde begrip: baaldagen.
Toen de conservatoriumplannen definitieve vormen kregen, kwam hij onder de hoede van Betsy van der Horst. Haar jammerlijk vroegtijdig uit dit leven stappen bracht hem bij Herman Krebbers, die, met zijn enorme ervaring als violist en zijn uitzonderlijke activiteiten als vioolpedagoog het talent van Jeroen op niet genoeg te loven wijze verder ontplooid heeft. Hij is het ook geweest, die Jeroen op een voorbeeldige manier, niet alleen artistiek, maar ook psychisch op het zware concours heeft voorbereid. Want de concurrentie was groot en goed !
Des te verheugender is het dat juist onze jonge stadsgenoot zich in dit selecte gezelschap -na 3 loodzware rondes-, als eerste wist te plaatsen, spelende op een juweel van een viool, de Carlo Bergonzi van Herman Krebbers zelf !
Begrijp me goed. Als een violist zijn dag niet had, zegt men, dat hij slecht gespeeld heeft. Maar, als hij goed gespeeld heeft, wordt er gezegd: Gut, wat heb jij een mooie viool.
Zo bedoelde ik het natuurlijk niet. Met een mooie viool alleen win je geen groot concours. Daar komt wel iets meer voor kijken.
Intussen is het te hopen dat Jeroen -naast de kostelijke Sartori-strijkstok die hij van zijn oom ten geschenke heeft gekregen- (inderdaad) de beschikking krijgt over de schitterende Nicolaus Amati-viool, waar hij momenteel tijdelijk op speelt. Hij is het ten volle waard!
Dat Jeroen, ondanks frequente uitstedigheid, Bergenaar in hart en nieren is gebleven en tevens dat hij geen last heeft van klassieke oorkleppen, toont hij door het regelmatig bezoeken van een bruin etablissement in het centrum van onze stad, waar malse jazz-muziek aan de orde van de dag is en dat de naam draagt van de vredige vogel, die Noach bij afgaand water uit zijn zeewaardig dierenasiel liet ontsnappen.
Hij kan daar met kennelijk veel plezier staan te genieten, vooral van de solistische improvisaties, terwijl zijn -door zijn vakstudie soepel ontwikkelde- pols hem helpt bij het nippen aan zijn pilsje.
Intussen kan Jeroen, ondanks zijn jeugdige leeftijd, ook al een aardige staat van dienst als vioolsolist overleggen.
Ik noem u
- 6 optredens met het Nationaal Jeugdorkest o.a. in het Concertgebouw en in de RAI te Amsterdam en in Nijmegen en Apeldoorn
- Met het V.U.-orkest eveneens in Amsterdam
- In het Provinciehuis te ’s-Hertogenbosch met het 30-jarig jubileum van het Brabants Orkest
- Met het Noord-Hollands Philharmonisch Orkest te Haarlem
- 3x met het Overijssels Orkest
- 4x met het Brabants Kamerorkest o.a. afgelopen zondag in deze prachtige zaal
- Verder recitals in Vredenburgh (Utrecht), Scheveningen en 17 november a.s. voor Radio Veronica
- In januari in Parijs en tevens in januari in het t.v.-programma ‘Jonge mensen op weg naar het Concertpodium’.
Daarnaast is hij intussen benoemd tot 1e violist in het Rotterdams Philharmonisch Orkest en daarbij studeert hij voorlopig nog verder bij Herman Krebbers.
Ik meen, met dit alles als voorzitter van de jury, haar keuze voldoende gemotiveerd te hebben. Deze motivatie is in het kort samengevat op de bij de prijs behorende oorkonde.
Namens de jury Namens Sakko b.v.
Harrie Stalpers, voorzitter. W. van de Boom, directeur